Loulou, zacht: „Dat is jammer."
Henry, met een begin van teederheid „Waarom
Loulou: „Och niets."
Frans: „Vertel eens op, wat was er!"
Loulou„Och, ik weet niet, jullie zijn tegenwoordig
geen jongens meer, jullie zijn lui, blasé, onverschillig, ver
velend (begint bijna te huilen) vervelend zijn jullie
Frans voelt zich geroerd, legt zijn hand op haar arm
„Ja, maar vertel nu eens wat er was."
Loulou „Och, laat me."
Frans„Vertel nu
Elly, gegeneerd, tot Henry: „Zie je, de zee is alweer van
kleur veranderd."
Henry, zonder te kijken: „Buitengewoon
Loulou, nog napruilend„Weet je, ik had juist zoo'n
leuk plan voor vanavond."
FransNu, je kunt nooit weten, kom er mee voor den
dag, je kunt nooit weten
Loulou„Er is een bal in het Kurhaus, we waren eerst
niet van plan te gaanmaar als we nu met ons
vieren
Henry, plotseling„Ja, dat kunnen we doen zeg, 't kan
buitengewoon leuk worden."
Frans, bedenkelijk: „Ach ja, vooruit dan maar."
Elly: „Gaan jullie morgen ook naar die receptie van
Hans Sonnenga
Henry„Neen, wat is dat
Loulou\Vist je niet, dat Hans en Willy zich verloofd
hebben? Volgend jaar trouwen ze".
Frans: „Ook al," mompelt: „Enfin, dat moet hij zelf
weten."
Loulou: „Wat zeg je?"
Frans„O, niets, hij moet weten wat hij doet, meer niet."
169