elkaar, gedoemd door een eeuwig en onbevredigd verlangen, gedoemd door hun verleden en hun toekomst, gescheiden door een streep marmer en wanneer het spel beginnen gaat, weet ik niet. Ik weet alleen, dat de sterke groote hand behoort aan een harde mannenstem, en dat het smalle kleine handje verwant is aan een vrouwenstem, of liever gezegd een meisjesstem, zwak en teer als een jonge bloem. Eindelijk, de zon is al heel wat lager gezonken, eindelijk verheft zich de mannenstem. En oogenblikkelijk komt er actie. De sterke, cynische hand verheft zich, de vingers trommelen nerveus op de tafelze krommen zich en strekken zich weer. Er wordt een aanval voorbereid. De smalle, kleine hand blijft stil, of niets haar treffen kan, maar haar tegenstander is in actie, de vingers trommelen harder en harder op het mar mer, de sterke hand balt zich en ontspant zich opnieuw, het is of ze door een namelooze kracht wordt bewogen en gepijnigd plotseling balt ze zich, wederom met ont zettende kracht, en opeens ligt die groote sterke hand uitgespreid en vermoeid op het marmeren blad. En opeens komt er leven in het smalle handje aan de overzijde. "Tot nu toe is zij zoo stil geweest alsof, ze gestor ven was, maar nu plotseling doortrilt haar een huiverende beweging heel sterk, maar ook heel kort, en daarna ligt ze weer stil en meer verlaten dan ooit. Dan verheft zich de meisjesstem, teer en gebroken, en wat dan gebeurt, valt eigenlijk moeilijk te beschrijven. Twee handen, twee slechte, naakte handen, die zich onbespied wanen door God en de menschen, vechten, vechten voor hun verlangen, ieder voor zich, niets ontziendtwee zwakke, menschelijke handen wenschen hun leven te behouden. De vingers krommen en strekken zich, sluiten zich aaneen 176

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1932 | | pagina 202