eenzaam en stil, verlatener dan ooitze ligt daar als een gestorven vlinder, een gebroken bloem, als een verslagen mensch, als alles, wat maar ellende beteekent in deze wereld. Eindeloos lang ligt ze daar zoo ze merkt niet wat er om haar heen gebeurt. De lucht wordt stiller en stiller en de zon is al ondergegaan. Een lange, donkere schaduw glijdt over het witte handje heen, en ze blijft zoo liggen als een beeld van schreiende ellende. Maar plotseling plotseling beweegt zich die vreese- lijke hand, die groote, gespierde hand, en in het half duister zie ik, hoe ze zich langzaam naar het kleine, wanhopige handje beweegt en haar omsluit, met een erbarmen, met een mededoogen, welke de eenige troost der menschheid is. K. 179

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1932 | | pagina 205