Elf uur avond. Strandcafé „Nord".
Hitte, sigarettenrook en muziek.
De nachtwind komt van de zee gevlogen en valt het
open venster binnen. Hij beweegt het roode, fluweelen
gordijn, dat in zware plooien neerhangt.
Voor het gordijn staat de violist. Hij is in rok gekleed
en kijkt verveeld door de zaal. Met de strijkstok geeft hij
het rythme van zijn orkestje aan. Zijn gezicht is bleek en
vermoeid, zijn arm is vermoeid en hij heeft geen lust meer
om te spelen.
De nachtwind komt van achter het gordijn, en streelt zijn
slapen. Hij verjaagt den sigarettenrook om hem heen en
omhult hem met zijn koele geheimen.
De violist verandert.
191