Toch is hij niet ongelukkig, toch hoopt hij nog op iets.
Achter hem staat een schemerlamp, die zijn grijzende
haren tot zilver maakt. Verder is de kamer donker en de
advocaat staart in die duisternis, vertrouwend wat hij ziet.
Hij ziet zich zelf gezond en vroolijk, door niets gehinderd.
Hij stoeit met zijn dochter en werpt haar met sneeuwballen.
Het is in een bergterrein, waar, weet hij niet. Maar het is
er nu eenmaal en het blijft er met onverklaarbare stand
vastigheid. Donkergroene dennebosschen en sneeuwwitte
paden. Hij en zijn dochter; ze zitten samen op een bobslee
en vliegen met razende vaart naar beneden.
De pijn van zijn hart wordt heviger. Hij reageert er
nauwelijks op. De droom blijft; de pijn komt niet van zijn
hart, maar ergens anders vandaan; een kort intermezzo,
zonder beteekenis.
Zijn dochter en hij
Ze stoeien sameneen nieuwe wereld. Het raam staat
open en de nachtwind is er schuldig aan.
De advocaat is gelukkig. Hij vertrouwt zijn droom en
de duisternis.
Zijn dochter droomt ook. Ze danst en ze droomt, maar
niet van bergen of van een herwonnen jeugd.
Loulou heeft haar arm om den hals van haar partner
geslagen en danst met de onzekere overgave, aan haar
jeugd eigen.
Haar droom is die van de Lente, onstuimig en grenzeloos.
Loulou bestaat alleen op de wereldhaar partner is slechts
een bron van genoegen, een ding, dat van haar is.
Haar droomen wisselen snel; auto's, kussen, paleizen,
alles, wat maar mooi en vroolijk isze denkt heelemaal
niet aan haar vader, die een hartkwaal heeft, of aan den
ouderdom, die komen kan.
De nacht heeft haar blik vertroebeld en ze ziet niet, dat
194