m Afscheid. Weer heeft Kilacadmon een aantal officieren afgeleverd. Weer komt een volgende ploeg aan de beurt. Regelmatig, als een uurwerk blijft deze wisseling doorgaan, regelmatig, zooals altijd alles regelmatig gaat op Henricus. Nog zien wij ons aankomen voor het toelatingsexamen, zenuwachtig of ook wij opgenomen zullen worden in deze op zich zelf staande gemeenschap. Nog herinneren wij ons de vreugde bij het ontvangen van de aanstelling tot cadet, de eerste weken op de Academie, de rumoerige oudste jaars, het vreemde van wat ons later zoo goed en wel vertrouwd zou zijn. Nog zien wij ons, terugkomend van het groot verlof, als tweede jaars, met een medelijdend lachje voor hen, die nu jongste jaar zullen moeten worden. Nog zien wij ons, nu als oudste jaars, met veel lawaai en drukte, aankomen in het oude kasteel. Nu zijn ze voorbij, die drie lange jaren, die door hun afwisseling toch -zoo kort waren, die jaren van onbezorgd heid, die jaren, welke ons tot militairen, tot officieren vormden, die jaren van vroolijkheid en levenslust. Deze jaren, die lang schenen, als wij naar de ouderen keken, die telkens weer hun eindexamen deden. Deze jaren, die zoo kort schijnen, nu wij er op terugzien. Wat zijn ze niet omgevlogen, wat hebben wij niet meegemaakt in dezen tijd, waar geen moeilijkheid- voor ons bestond. O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1932 | | pagina 243