HET LIED DER VELD-ARTILLERIE.
Wat dreunt daar op de heide,
Wat blinkt daar in 't verschiet?
Wat dondert tusschenbeide,
Dat men door stof niet ziet?
Hoe flikkeren die zwaarden,
Wat forsche melodie
Hoe rennen daar die paarden
't Is de Yeld-Artillerie. 'w*
De kruitdamp is hun leven,
't Kanon is hun banier
De hoop daarvoor te sneven
Bezielt elk kanonnier.
Zij haken naar den strijde,
Voor Vaderland en Vorst,
Voor land en Koning beide
Klopt steeds hun mannenborst, j
Van 't paard bij 't stuk gevlogen,
Dra dondert reeds een schot.
Weer vlug vooruit getogen
Vernielt hij 's vijands rot.
Rent d' overmacht hem tegen
Manmoedig staat hij pal,
Koopt door zijn dood den zegen, j
En juicht nog in zijn val.
132