het 2e studiejaar, welk afschrijf-systeem, blijkens de aan- teekeningen in het dagboek, althans in 1863, door gezegd jaar niet in allen deele werd gewaardeerd. Het eerste jaar, een geheel jaar „baar" zijnde, viel klaarblijkelijk voor de eer om zeep te mogen leveren, nog niet in de termen. Het dagboek vermeldt hieromtrent het volgende, waarbij de tendenz, wie gelijk had, voor rekening van den niet geheel onpartijdigen schrijver blijve. „De 4e July begon met staldienst en regimentsevoluties en na het diner marcheerden wij weer naar Breda, waar gezwommen en muzyk op het walletje gemaakt werd. Bij het inrukken na den marsch werd er tot onze groote verwondering op de order geklaagd, dat de stukken zeep van het 2e jaar des Zaterdags zoo dikwijls spoorloos verdwenen en werden wij gewaarschuwd geen zeep weg te nemen om te gebruiken. Het was waar, wij hadden er ons aan debet gemaakt, maar dat was een gewoonte, die reeds zoo lang bestond als Breda eene Akademie en de kadets een kamp van Teteringen hebben. In vroegere jaren was daarop nooit gelet, in ons 2e jaar was onze zeep ook weg, nu was het onze beurt die van het 2e jaar te gebruiken, enz.doch het scheen dat daar dit jaar over gesproken of geklaagd was geworden. Hoe het zij, de zaak is geloof ik nooit opgehelderd geworden, doch zooveel is zeker, dat de meeste van het 4e en 3e jaar er eenigen van het 2e voor hielden, dat er besloten werd daarvoor afstraffing te houden en dat wij des avonds in een groote spanning onder zeil gingen. Zondag de 5e duurde die spanning voort, doch zij belette mij niet mijn gewone Zondagsche bezigheden te doen en des avonds gerust naar bed te gaan. Nauwelijks echter had ik de slaap een weinig gevat, of ik word verschrikt wakker door een vreeselijk geraas op de groote slaapzaal van het 162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 176