druk klopte met het 2e en hoorden wij, wie er alzoo met blauwe oogen liepen. Wij hadden er pleizier in en lachten er rustig over in ons stroo." Een andere bladzijde van het manuscript doet ons een blik werpen op de groote onderlinge gehechtheid der cadetten van die dagen, waardoor het vertrek van het 4e studiejaar, na het officiersexamen, door de achterblijvenden als een soort ramp werd gevoeld. Om hetgeen het manuscript hiervan vermeldt goed te begrijpen, dient men in het oog te houden dat het 4e studiejaar, bij terugkomst op de Academie uit het kamp, zich als officier kleedde en terstond huiswaarts ging, waarbij de kans op wederzien, gelet op de niet gemakkelijke reisgelegenheid van toenmaals, niet voor allen even groot was. Wij lezen „Wat er dien dag verder gebeurde, daarover zal ik kort zijn, want het zoude mij onmogelijk wezen om de gewaar wordingen, de gevoelens die ons allen toen bestormden, behoorlijk terug te geven. Om half vier klonk het appèl dan door het kamp en de kadetten van het 4e studiejaar verzamelden zich en zetten zich gewapend in beweging naar den kant van het oude Breda. Het 3e studiejaar volgde eenige oogenblikken later en marcheerde ongewapend achteraan. Voorbij de politiewacht gekomen klonk de roffelde bajonetten werden afgeslagen, de sabels opgestoken, de orde hield op in de gelederen en de beide jaren vermengden zich voor de laatste maal. Voor het laatst torschten de achterblijvenden de wapens, de ran sels van hunne vertrekkende kameraden, voor het laatst gaven zij hen den arm en de meesten gingen sprakeloos en als werktuigelijk voort. Niet lang duurde die togt, weldra was de Driesprong bereiktGeen kommando klonk, doch uit zich zelve hielden de voorsten der kolonne stil, zij wis- 164

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 178