ten, dat daar het punt was van scheiden, zij wisten dat ze
daar misschien voor eeuwig de hand drukten aan hunne
makkers. Weinige woorden kwamen over de lippen en zelfs
was het stil, plechtig op dat oogenblikde gedachte, dat
velen, die daar thans nog zoo blozend, zoo gezond, zoo vol
levenslust stonden nooit, nooit zeg ik, meer vereenigd zouden
worden, het denkbeeld, dat het warme Indische klimaat,
dat de vijandelijke kogels misschien velen van die kame
raden zouden eischen, dat alles noodzaakte ons te zwijgen.
Daar klonk nogmaals de trom en „vaartwel, vaartwel"
stamelden de meestennog eens werd de vriendenhand
gedrukt, toen zette zich de kolonne in beweging, ze verdween
om den hoek van den weg, enalles was voorbij,
behalve de droefheid bij de gedachte aan de thans vertrokken
vrienden.
Die zelfde middag leerde mij nog iets, zij leerde mij
iemand kennen en hoogachten, namelijk de adjudant van
het kamp, de luitenant Z.
Flink soldaat, duchtig officier bewees hij toen dat onder
die stevige vormen, onder die strenge trekken een goed en
gevoelig hart sloeg, en nooit vergeet ik die hartelijkheid,
waarmede hij ons en vooral den achtergebleven B. (x) troostte".
De ontboezemingen van den schrijver mogen in onze
ooren wat sentimenteel klinken, een feit is het, dat in de
jaren dat de cadetten voor hunne ontspanning bijna geheel
op elkaar waren aangewezen, het vertrek van een kameraad
bijna als een lichamelijk leed werd aangevoeld.
Het spreekt vanzelf, dat in de tijden, dat de Nederlandsche
kaart nagenoeg nog geheel vervaardigd moest worden, het
landmeten en waterpassen voor de a.s. officieren als een
zeer belangrijk vak werd beschouwd, welk vak met name
in het kamp ernstig werd beoefend. Althans de bedoeling
165
d) Asymptoot.