lieve vaderland ten laatste wellicht abusievelijk eene pro
vincie meer geteld hebben, dan tot dusverre het geval was,
terwijl het vermaarde Amsterdamsche peil allicht tot de
duizelingwekkende hoogte van het haantje op den Wester
toren zou zijn opgevoerd
Bijzonder vertrouwbaar zijn die opmetingen nooit geweest;
maar wij hadden 'het levendig besef, dat zij door niemand
als van blijvende waarde werden beschouwd."
Het manuscript paraphraseert dit op de volgende niet
onaardige wijze
„Na den middag hadden wij landmeten, bestaande in het
opmeten en in teekening brengen van een veelhoek. De
instrumenten, baken, kettingen, enz. werden verdeeld, wij
in drie ploegen afgedeeld en verder op zicht gesteld van drie
luitjes van het 4e jaar met den naam van ploegbazen. De
luitenant surveilleerde deze aardigheid door ons te paard
na te gaan, natuurlijk vond hij ons altijd aan het werk
doch nauwelijks was hij verdwenen, of het tooneel veran
derde en veldfleschjes kwamen te voorschijn, terwijl eenige
rust genomen werd. En was het werk gedaan, dan veranderde
het nogmaals en wij vonden in een of andere kroeg bij
pannekoeken en ander gerei een afwisseling in de boussole,
meetketting, pinnen, enz. Dien avond sloegen wij ons hoofd
kwartier op bij de bekende Betje van de Posthoorn, een
kroegje, dat ik al mijn volgelingen recommandeeren kan."
Terwijl wij al verder lezen
„Na het eten bestond onze werkzaamheid dien middag
in het opmeten van veelhoeken, en ik moet zeggen, zij waren
dien middag bijzonder nat: Bij Betje aan de Posthoorn was
ons point de ralliëment, en daar was gelegenheid om zich
van de waarheid mijner woorden te overtuigen. De vrolijk
heid was er uitermate, en ging gepaard met zeer groote
hellingen van velen onzer ten opzigte van het horizontale
167
-