- vlak. De ploegbazen moesten hun veelhoek aan den luite
nant gaan toonen en een hunner beschuldigd van dronken
schap, had dan ook tamelijk veel werk om zich regt te
houden. Intusschen kwam de goede man er goed (met een
vermaning) af. Aardig was bij die gelegenheid onze dikke
Simon, die zijn ploegbaas willende verdedigen niets vertelde
als„Dronken is hij niet, want ik heb den geheelen tijd
met hem geloopen, en mijn kampstok met mij, en ik met
mijn kampstok". Een half uur later lag die brave ook in
een zalige rust in zijn tent en beklaagde zich den volgenden
morgen over een zeker onpleizierig gevoel."
Door vele cadetten werd in het kamp voor de eerste maal
een geweerschot gelost. Nadat wij aldus Kepper drie
jaren lang met dit handvuurwapen gespeeld hadden, werd
het ons eindelijk en ten laatste duidelijk, dat men er ook mee
schieten kon. Welk een gebeurtenis dat was, toont ons de
schrijver van het manuscript in de volgende woorden
„Eenige oogenblikken later dan was de schade hersteld,
wij gingen honderd pas terug, de wachtmeester, de trompet
ter en een paar oppassers kropen in de traverse en kort
daarop klonk een stoot op de trompet van Duijs ten teeken
dat het vuren kon aanvangen. De karabijnen werden geladen,
de kadet-sergeant Lagerwerff trad voor, maakte vaardig, en
daar knalde het eerste van de onnoemlijke massa schoten
van dit jaar over de Teteringsche heide. Dat schot maakte
dan ook sensatie, onze kameraads van de artillerie en infan
terie kwamen er op los en in een oogenblik waren wij door
hen omringd. Natuurlijk werd er dien middag tamelijk
slecht geschoten, voor allen was het vreemd, en velen had
den nog nooit een karabijn afgeschoten. En dan al datgene
wat wij er in den loop van het jaar hadden gehoord, van
stooten, van spatten van vuur, maakte ons ook al geagiteerd,
enz. enz. Het bleek mij evenwel spoedig, dat het een beetje
168