Schummelketel, die met zijn paard Duiveltje, begeleid door
oppasser Vermeulen, inmiddels voor het front der troepen
heeft plaats genomen.
Namens het huldigingscomité richt de gouverneur thans het
woord tot luitenant Schummelketel en spreekt de volgende
rede uit
„Luitenant Schummelketel, het is niet mijne bedoeling
Uwe verdiensten voor de Nederlandsche ruitersport hierin
den breede uit te meten. Dit is elders geschied en beter. Maar
wel ligt het op mijn weg U hier te huldigen voor het front
van het korps cadetten, als een uitnemend voorganger.
De K. M. A. is in dubbelen zin trotsch op U. Zij is trotsch
op den oud-cadet, die de beginselen der rijkunst bij haar
leerde, zij is trotsch op den officier, die deze beginselen
persoonlijk zoo zeer wist te vervolmaken, dat hij het vader
land, het leger, het garnizoen Breda en de K. M. A. met
groote eere wist te vertegenwoordigen bij den meest belang
rijken sportwedstrijd, dien de wereld kent, de Olympische
spelen.
De glorie, die U omstraalt, straalt ten deele ook op deze
Academie af. Zij is van invloed op den goeden naam, dien
het rijkunstig onderricht bij de Academie geniet en zij ver
hoogt het vertrouwen van allen, die in de ruitersport belang
stellen, in het rijkunstig peil der a.s. officieren.
De cadetten, die U deels kennen en hoogachten als hun
leermeester, deels voor Uw persoon een bijzondere waar
deering hebben omdat U in hooge mate belangstelt in hunne
ontspanning in de vrije uren, zijn voorzeker mede allen
zeer trotsch op U en zij zullen zich dezen dag tot in de
lengte van jaren herinneren als een van glorie, niet alleen
voor U, maar ook voor de gansche Academie. Zij zullen
allen wenschen aan U een voorbeeld te nemen.
173