FEEST.
Vlijmend fluitend vliegt de sneltrein
Langs de weiden, langs het zand,
Stampend, steunend, volgeladen
Naar het Zuiden van ons land.
Zoemend zingend stormen jonkers"
Door 't poortje naar den trein.
't Lijkt warempel wel een wedstrijd
Wie of er 't eerst zal zijn.
Snel en snorrend rennen taxi's
Naar families in de stad,
Waar voor vele lieve „Schoonen"
Menigeen een plaatsje had.
Sierlijk schuivend zweven allen
In het tempo van de ,,Band"
Thans ontdekken ook de jonkers
In deez' zaal „amusement"
Stil en statig staren onze
Schilderijen aan den wand,
Nu ook wederom getuigen
Der cadetten vriendschapsband.
Luchtig lachend wordt de „import"
's Morgens naar den trein gebracht.
Op nu, Jonkersnaar „Henricus"
Waar U weer de studie wacht.
R.