Ik herinner me de uitrusting, die zoo zwaar kon drukken
op je schouders en op je onderste ledematen. Ik herinner
me hoe stijf je soms kon zijn na de groote rust. Maar vooral
herinner ik me die opgewekte stemming, die vrijwel door
loopend in de gelederen heeft geheerscht. En als de jonkers
moe begonnen te worden en het stil werd in de gelederen,
ook al doordat velen op „fluweel" liepen, dan duurde het
nooit lang voor de een of andere zanger weer een bekende
mop inzette. Ook de tamboers, vooral Wullem en Piet,
weerden zich geducht. „La cantinière" kwam ons vaak te
hulp, wanneer we door het een of andere dorp marcheerden.
Passeerden we een andere groep, of werden we gepasseerd,
dan klonk het steeds„drie hoera's voor de cadetten",
vaak beantwoord met„drie hoera's voor deze lui".
En overal ontmoette je langs den weg vroolijke, lachende
gezichten. Overal die prettige, aangename sfeer.
Kwamen we op den terugweg onder den rook van Nijmegen,
waar we door dichte hagen belangstellenden trokken, dan
was het alsof een nieuwe dosis levenskracht in je vermoeide
ledematen werd opgenomen. Dan voelden we geen ver
moeienis meer. Dan weerklonk het cadettenlied door de
buitenwijken van Nijmegen. „Dan zullen wij cadetten
toonen Yoorloopig zouden wij nu toonen, dat wij wisten
door te zetten.
En als de muziek van de Koloniale Reserve in zicht
kwam, die ons dagelijks afhaalde, dan was alle leed geleden.
Dan werd spoedig de houding weer aangenomen. Dan werd
de pas nog eens uitgestrekt en, schijnbaar niet in het minst
vermoeid, zwenkten we de Prins Hendrikkazerne binnen.
Ja, we leefden nog, we leefden nog, we waren nog niet dood.
Toch kunnen we niet zeggen, dat het ons in alle opzichten
voor den wind ging. Den tweeden dag, na anderhalf uur
geloopen te hebben, hadden we niet minder dan drie uit-
185