we dezen dag nog drie uitvallers krijgen, dan nog zouden we den korpsprijs krijgen. Maar zoo ver zou het niet komen. Onder de 64 loopers, die den vierden dag op marsch togen, dacht er niet een aan uitvallen, niettegenstaande het aantal jonkers, dat met verbonden voeten uitrukte, niet onbelang rijk was. Maar de laatste loodjes wegen het zwaarst. Het lange traject Zuid van de Maas, tusschen Grave en Cuyck, zullen we niet gauw vergeten. Dan worden we dicht bij Cuyck verrast door de aanwezigheid van den Gouverneur, die ook den tweeden marschdag onze verrichtingen met belangstelling gadesloeg. Eerst na ruim dertig kilometer kregen we dien dag de groote rust. De jonkers, die in verband met voetwonden en pijnlijke voeten nog een zwaren dobber zouden hebben met het laatste gedeelte van het traject, krijgen een steun- verbandje. En dan gaan we weer voorwaarts in de richting van Nijmegen. Ondanks het slechte weer was de belangstelling langs den weg nog grooter dan de vorige dagen. Nog eenmaal weerklonken de coupletten van het cadettenlied over den Groenewoudschen weg. Toen zagen we in de verte reeds de muziek van de Koloniale Reserve, die ons tegemoet kwam en onder de vroolijke marschen van dit muziekkorps legden we den honderd en zestigsten kilometer af. Dan zwenkten we in stevigen pas de kazerne binnen, de laatste blaren platstampend op de straatsteenen van het binnen plein. We passeerden de laatste controle en marcheerden door naar het Molenveld, waar de Minister van Defensie den detachementscommandant de korpsmedaille en twee groote pakketten kruizen overhandigde, waarna we verza melden voor onze tenten voor de prijsuitreiking. Namens het detachement overhandigde kapitein Schilmöller 187

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 207