die hem vanuit „de auto van de Rotterdammer" goedgunstig
zijn toebedeeld, maar zijne attentie is afgeleid door het
onmogelijke, voorwereldlijke kolomkacheltje, dat hardnekkig
weigert, om iets anders te produceeren dan witte wolken
van kwalijk riekende verbrandingsproducten. Er wordt ge
pookt, van onderen, van boven en door een scheur in het
midden, er wordt advies gegeven door een milicien, die van
zijn beroep stoker op een trans-atlantische boot is, er wordt
nieuwe brandstof gehaald, die niet uit louter gruis bestaat
het helpt niet: de kleine, venijnige kachel geeft op dezen
somberen Decembernamiddag de eerste oorlogssensatie,
namelijk die der vergiftige gassen, waardoor een verblijf in
de beperkte ruimte ten eenenmale onmogelijk wordt. De
tweede sensatie, gecombineerd met de derde, doet zich
oogenblikkelijk voor, nadat de wachtcommandant het prik
keldraad aan de grens heeft bereikt: onder het voortdurend
gedreun toch van een hevige kanonnade ergens aan het
westfront, die den indruk maakt van een opkomend zwaar
onweer, bekijkt hij het smalle voetpad, dat herschapen is
in eene aaneenschakeling van reusachtige plassen en diepe
kuilen, gevuld met een glibberige modderbrei. La vie aux
tranchées de verbindingsloopgraaf tusschen de posten. Het
Brabantsche modderballet begint geen modelschoen, geen
vetlaars is daar op den duur tegen bestand. Aan den anderen
kant van het prikkeldraad wandelen de Duitschers fier op
de straatsteenen van het dorp en slechts een krachtig
neutraliteitsgevoel kan den wrok smoren, dien men onwille
keurig voelt opkomen bij het zien van menschen, die op
onrechtmatig verkregen gebied trottoirs beloopen, terwijl de
eerlijke Hollander in zijn eigen land door de modder moet
plassen.
„Post vier van wacht twee meldt zich, geen bijzonders".
Natuurlijk geen bijzonders, zou hij haast kunnen zeggen.
190