Het vorige jaar om dezen tijd was er ten minste nog actie van vluchtelingen: nu valt de avond in de uitgestrekte bosschen en de nacht kruipt om en de morgen grauwt, dikwijls zonder dat de posten een burger zien. De smokkel handel wordt door een combinatie van kommiezen en sol daten in meer achterwaarts gelegen terrein tegengegaan de enkele personen, die door de mazen van het net slippen, zijn echter dubbel interessant, want aan hen kan men constateeren, wat de mode is. Ook de smokkelhandel is daar namelijk aan onderhevig. We hebben eerst gehad meel en bloem, daarna saccharine, toen petroleum, vervolgens „Buk" en ander plantenvet, en het nieuwste is peper. Peper in zakjes, taschjes, mandjes, doozen, schoenen, onderrokken, hoofddeksels en omslagdoeken Post drie, post twee, post een hier en daar wordt een jeugdige landstormman aan den tand gevoeld dan plotseling een schot. Er is iets alarmeerends in dezen korten knal in den stillen avond, al heeft het geoefend oor dadelijk bemerkt, dat het geluid te dof was voor een Hollandsch infanteriegeweer. Misschien de revolver van een kommies. De wachtcommandant stuift er heen, nog een schot, vlak bij. Behoedzaam sluipt hij verder zeker een bende smokkelaars. Daar staat het schilderhuisflegmatieker dan ooit stappen de schildwachten heen en weer. „Wat was dat?" vraagt de commandant, lichtelijk geraakt over zooveel apathie. „De Duitsche post", is 't antwoord en ter volledige geruststelling: „ze schieten op Bels" (op Belgisch gebied). „Sie schiessen wohl zu ihrem Yergnügen?" is de vraag aan een der twee Duitsche huzaren, die in lange lichtbruine manteljassen de spoorlijn bij het station E. bewaken. „Ich wollte meine Karabine reinigen", antwoordt de aangesprokene kalmpjes en elk soldaat weet, dat dit het probate middel 191

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 211