dat iedere winter weer zal komen, dan slepen de snaren het oude lied zoo treurig en dor van tonen. Schril schreit de schreeuw van 't hert, dat vliedt om aan een schot te ontkomen. Yan oude helden, en noorderlicht van ijs, gestuwd tot dammen een wit en smetloos sneeuwgezicht met kale gladde stammen. Dan valt de gouden glans in 't niet van zon en groen en licht, en kromt de oude den z'n rug en kreunt al buigend door 't gewicht de eeuwenoude boomenklacht Geheimnis stilte dorheid nacht Zet om, viool en harp, uw toon, en keer die melodie. Laat klanken kraken paren van groote eiken in hun pracht aan knersen van de gouden snaren als teeken van de wintermacht De melodie, de herfst vertolker in kleur van zomerscheiden lost op in onmacht voor het noodlot in 't slotkoraal van wintertijden. Nilvar. 200

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 220