Etienne bewoog zich, voelde z'n hevige pijnen. Heftig streed hij tegen de doodsangst, „neen, nog niet!" Zweet en bloed, angst en pijn, geweten en wonden. Waar was Guy, zijn kapitein, hoe moest hij z'n bood schap nu afgeven. Hij had zoolang gezwegen, was jaloersch geweest op z'n kapitein, z'n vriend. „Guy, ik moest je zeggen van Lilian, kom gauw terug, Guy, vergeving Mon Dieu, wordt beter Guy, doe je oogen open, kijk me aan, kijk me aan. Ze heeft je lief, alles is immers goed." Guy sloeg achterover met z'n hoofd op de borst van de blinde, z'n gezicht was verwrongen in een lach. Guy was al dood. Etienne staarde hem aan, versuft„Mon Capitaine, vous riez Nilvar. 219

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1933 | | pagina 239