Gezellig zaten ze bij elkaar, John, Harry en René, alle
drie vlieger bij de jacht-vliegtuigen-afdeeling X III.
De kleine cantine zag er feestelijk uit, want René was
jarig en zijn verloofde zou komen om hem te feliciteeren.
Zijn vrienden hadden toen de kleine mess doen versieren
met veldbloemen en dennegroen.
„Zeg René, wanneer komt Lilian vroeg Harry. „Om
drie uur, ze komt zoo dadelijk", antwoordde René enthou
siast, „als die ellendelingen daar aan den overkant ons
maar met rust laten."
„Och, natuurlijk," viel John in „wat dacht je wel, dat
die lui hierheen zouden komen, nee hoor; ze stellen alles
uit tot morgen."
„Daar is Lilian." riep René plotseling. Aan het einde van
het vliegveld kwam een blauwe wagen aanhobbelen met
achter het stuur een meisje, gekleed in een licht zomer-
toilet. Langzaam reed de wagen verder het terrein op,
toen ineens de sirene van hangar II begon te loeien.
„Luchtaanval. Op uw posten", was de beteekenis. John,
Harry en René holden het vliegveld op, naar de hangars,
even aarzelde René, toen holde hij vlug naar Lilian, kuste
haar vlug en met een „tot straks, dear", liep hij naar zijn
vliegtuig.
De commandant kwam aanloopen: „Zijn jullie klaar, star
ten dan, luchtaanval richting Brunique zes".
De niet-vervulde belofte.
220