Plots voel ik een brandende pijn. Gele stralen schieten
langs mij heen en ik voel dat ik val, steeds dieper, een
huiveringwekkende val. Het witte kleed is in flarden ge
scheurd en van mij afgerukt.
„Vader, wilt gij mij weer dezelfde beproeving opleggen
Het wordt zwart om mij heen en ik blijf vallen.
„Zijn wil geschiede
Het is koud. Ik open mijn oogen. Geel licht schijnt door
het venster. Leelijk geel maanlicht dat in mijn oogen schijnt.
Ik huiver en kruip diep onder de dekens, die ik van mij
afgewoeld heb.
„Zijn wil geschiede Vreemd, dat ik die woorden opeens
hardop zeg. Hoe kom ik daarop
E. A.
229