134
geleden, van den Prins, die eens ons Kasteel als vaste
woonplaats had en welke herdenking, voorwat de Academie
betreft, culmineerde in de onthulling van den gedenksteen
op 2 Mei 1933. Immers geeft een feestelijke herdenking er
aanleiding toe de geschiedboeken ter hand te nemen en de
verschillende belangrijke publicatie's, die bij een dergelijke
gelegenheid verschijnen, te lezen en te bestudeeren.
Wanneer wij aan den Prins denken als bewoner van het
kasteel van Breda, mogen wij ons hem niet voorstellen als
den man op rijperen leeftijd, zooals hij op het bij dit artikel
gereproduceerde portret is uitgebeeld. Wij moeten hem ons
voorstellen tusschen de jaren 1544, toen hij als 11-jarige
knaap te Breda aankwam en 1567, toen hij voor den
naderenden storm tijdelijk de wijk nam naar Dillenburg.
Wij kunnen dit 23-jarige tijdperk in gedachten in drie
gedeelten splitsen, waarbij wij dan de jaren 1544—1551 als
opleidingsperiode zouden kunnen beschouwen. Opleiding en
omvorming. Opleiding in al datgene dat een jonge vorst in
die dagen behoorde te kennen en te kunnenomvorming
van Luthersch-Duitsch tot Katholiek-Bourgondisch edelman,
zooals Karei Y dat wenschte, deels te Breda, deels te Brussel.
Dat de Prins in de zonnige dagen van zijn jeugd voorna-
melijk genoten heeft van jacht, paardrijden en tournooi,
moge blijken uit een aanhaling uit zijn bekende „Apologie"
waarin hij getuigt: „dat wij tot onsen jaren ghecomen om
de wapenen te moghen draghen veel meer aan de
wapenen, aen de jacht ende ander oeffeninghen van jonhe
Heeren ghedachten ende die naerder ter herten trocken dan
't ghene, dat onse salicheyt was belanghende" p).
Op 8 Juli 1551, dus op 18-jarigen leeftijd, huwde de Prins
met de even jonge, lieftallige, Anna van Egmond, met welke
gebeurtenis de eerste periode van het verblijf te Breda, die
van den onbezorgden jongelui's tijd, als afgesloten moet
worden beschouwd en de tweede periode wordt ingeluid.
(1) Overgenomen uit de bedrage van Generaal van Dam van Isselt
in het Standaardwerk „Prins Willem van Oranje" (uitgave Tjeenk
Willink Zn. te Haarlem en aanwezig in de bibliotheek van de
K. M. A.) aan welk boekwerk voor dit artikel nog enkele andere
gegevens zjjn ontleend.