SYMPHONIE.
158
De band had juist geëindigd en nauwelijks tijd gevend om
even te gaan zitten, tikte de drummer al weer af voor den
volgenden dans. En in hetzelfde razende tempo zong de
klarinet met heldere doordringende toon z'n lied van levens
vreugde, jubelend en juichend, nu en dan afgewisseld door
de schitterende breaks van de kopersectie.
Dit rythme, de schitterend verlichte balzaal, de kleurige
toiletjes, de smokings met keurige witte vesten en stijve
overhemden, dit alles vormde één geheel, één harmonie.
Het eene paar na het andere bewoog zich voort, luchtig,
lachend en schertsend, vergetend alles wat bekommering
brengt, wègzwevend in vergetelheid, zich overgevend aan
de wilde cadans.
„Frits, laten we éven gaan zitten, ik kan niet meer
Lachend streek Nora met haar hand langs haar kapsel,
stralend. Ze genoot van den feestroes. Dat was léven Zooals
een vlinder van bloem naar bloem zweeft, had zij geflad
derd van den één naar den ander, rusteloos flirtend. En
het was louter toeval dat het juist Frits, student in de
medicijnen, was aan wien ze gevraagd had om even te
rusten.
Toen ze aan hun tafeltje zaten, speelde de band reeds
weer. Maar nu op een geheel andere wijze. Met klagende
stem speelde de viool de sleepende melodie van een liefdes
lied. Nu eens géén gillende klarinet, geen hortende en
stootende trompet, maar een melodieuze, zachte groepeering
van klanken. Als een weldadige rust, na woest rumoer.
Maar dan leefde het oude rythme weer öp, onverwoestbaar,
de dansende paren onvermoeibaar. Een dolle uitgelatenheid
overheerschte alles.
Al lang had Nora zich weer onder de dansende paren
gemengd, weggehaald door Karei, een studievriend van
Frits. En ook zij ging voort met schertsen en flirten.
Het bal was geëindigd. Nog even de drukte in de vestiaire,
ALLEGRETTO SPIRITUOSO.