164 De weg van Kilacadmon naar 't station, die anders zoo rustig is, biedt vandaag een ander beeld. 't Is Zaterdag ongeveer half twee, en overal ziet men cadettenuniformen. Men ziet ze in alle denkbare soorten, hier zwart, daar grijs, hier „model" met een lange jas, ginds weer zwierig bedekt door een zwarten of grijzen mantel. Wie kent in Breda dien stroom uniformen niet, die Zater dags uit de Academie losbreekt? Met sabels en degens, met groote en kleine koffers, in alle soorten en verschei denheden, maar één eigenschap hebben alle dragers dezer uniform, wapens en koifers gemeen! Hoe we ook zoeken, niet één mist deze, de vroolijkheid, de opgewektheid, die bij het begin van het verlof van ieders gezicht afstraalt. Zeker, we zijn met genoegen binnen de academiemuren, en werken daar rechtstreeks aan de verwezenlijking van onze idealen, maar toch is er niet één onder ons die met een treurig gemoed voor anderhalven dag weggaat. En voort stroomt het maar, onderweg zich vermengend met andere militairen, elkaar een prettig verlof toewenschend, en denkend aan enkele uren later. Telkens wordt de stroom voller, om weer te eindigen in haastige laatkomers, tot weer een volgende trein zal vertrekken, en weer gevuld zal worden met grijze en zwarte uniformen, met dienst plichtigen en beroepsmilitairen, maar in het algemeen met opgewekte en vroolijke humeuren. Druk pratende komen ze door de controle op het perron. Nooit is er een alleen. Steeds vormen, hervormen en vervormen zich de grootere en kleinere groepjes. Allen zijn bezield met dezelfde ge dachte: „We gaan met verlof!", maar ieder met zijn geest alvast bij z'n eigen doel, ik verlangend, gij nieuwsgierig naar nieuwe omstandigheden, en hij ginds nog niet eens klaar met z'n plannen. „Zeg heb jij Henk Yolmers gezien?" „Ja, wat dan?" „Is die niet met verlof?" Droom en Werkelykheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 180