167 klemt vast onder in zijn broekzak. Nog harder trekt hij rets, daar scheurt zijn heele zak open en alle sleutels vallen op den grond; meteen glijden ze allemaal weg onder een losse plank van de vloer. Alleen die eene houdt hij over, die heele groote! Hij loopt naar de deur. Wat is dat sleu telgat toch verschrikkelijk kleinHij miert en miert, hij ploetert en tobt maar de sleutel kan er onmogelijk in, die is veel te groot; en de andere sleutels zijn weg! Ineens... pang! Daar springt het slot open, maar de deur blijft muur vast dicht zitten. Wat is dat nu weer? Ah, daar ziet hij het, er zijn nog meer sloten, daar nog een, en daar weer een en steeds ziet hij meer sloten. Hij wordt er razend van, peutert er aan met zijn vingers en nagels, hij rukt er aan tot hij eindelijk doodmoe en uitgeput met bloedende vingers er bij neer valt. Achter de deur hoort hij iemand lachen, een langen hatelijken lach vol leedvermaak. Steeds harder lachen ze, ze gillen het uit En hij herkent de stemmende wachtcommandant, de offi cier van piket, de eerste officier van de week, allemaal staan ze daar, en ze lachen maar, ze gillen van den lach, ze gillen om hem gek te maken Dan rijpt plotseling zijn plan. Nu is zijn kans daar, nu kunnen ze hem niet vangen, nu ze daar allemaal achter die deur staanZeker, ze zullen hém vangen, hém, Henk VolmersHa haHij is niet te vangenHij stormt toe op het raam en klautert eruit. Op het laatste moment springt ineens de deur open en komen ze allemaal binnen. Hij klimt alsmaar, o, wat is dat raam toch hoog! Ze grijpen hem bij zijn schoen maar hij rukt zich los en rent weg op een sok en een schoen. Vrij is hij Vrij, en weg, met ver lof! Maandag komt hij terug, en dan is zijn straf immers al lang verjaardNu is hij weg. HoeraOnhoudbaar rent hij voort „Halt, of ik schiet Wat is die wacht ineens dwaas geworden! Begrijpt die dan niets En hij vliegt verder. „Halt, of ik schiet Voort holt hij. Dan schiet de wacht werkelijk en raakt het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 183