169 er bovenop. Bij het weggaan kon hij niet nalaten te kijken naar den grond, naar die losse plank waaronder al die sleutels verdwenen waren. Hij pakte zijn stapeltje boeken en slenterde de deur uit; gek dat nu al die sloten niet meer op die deur zatenNet als hij de deur uitstapt loopt de officier van piket over de binnenplaats. Hij klimt in de houding en salueert, maar kan toch een flauwen glimlach niet heelemaal onderdrukken. Hoe kon hij toch zoo raar droomen! Aan alles komt een eind, ook aan verzwaard op Zaterdag en Zondag. Veel heeft hij nog gedacht, vaak is hij nog in mijmering even met verlof geweest, en nog weer gevlucht uit het arrestantenlokaal, maar eindelijk slaat toch de ure van bevrijding. Nog enkele uren van vrijheid kan hij genieten voor het naar bed gaan. Straks zullen allen weer terugkeeren van verlof. Wat is het toch zoo maar kort, vooral als het voorbij is. Even nog neemt hij zijn vrijheid, deze dubbel genietend, en dan begint dezelfde stroom, die hij Zaterdag heeft zien vertrekken, weer op dezelfde wijze terug te keeren. Merkwaardig, zooals hem nu dit terug keeren opvalt. Toen ze weggingen allen zoo gelijk en nu zoo veel verschillende uitdrukkingen in die gezichten. Dat zien ze zelf niet. Dat opmerken doet alleen hij, de pechvogel, die overal buiten staat en alles met een zekere onverschil ligheid beschouwt. De een is uitgelaten over alles wat hij beleefd heeft. De ander kijkt zwart en is humeurig omdat het zoo gewenschte verlof alweer voorbij is. Als hij op de slaapzaal komt ziet hij er een zich uitkleeden, nog mijmerend over het gepasseerde. Tallooze gesprekken hoort hij in de gauwigheid; hier en daar pikt hij een nieuwtje op, maar allen die voor het weggaan nog eenig medegevoel met hem toonden, schijnen nu vergeten te zijn wat hij doorgemaakt heeft. Maar goed ook. Ze zouden er niets van begrijpen als hij vertelde hoe hij toch met verlof geweest was, op zijn manier dan altijd. Ze zouden hem uitlachen. Dat zijn dingen die je beter doet voor je te houden. Nog steeds komen er lui thuis en midden onder het ge roezemoes van stemmen slaapt hij langzaam in.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 185