in neus en haar haren hingen voor haar gezicht als een
vuil gordijn.
Ze schreeuwde, hoeste en slikte het water weg.
„Terug!" Ziedend toonde de zee haar kracht.
Ze huiverde, hijgend van angst en koude; eenzaam meisje
tegenover den wreeden grooten dood en de nachtelijke zee.
„HelpIk kan niet meer, ik wil terug
Ik smeek, smeek U om m'n leven, alles geef ik om te leven,
ik wil niet verdrinken!
Ik kan niet! Toe, heb medelijden, ik ben klein en moe.
O mijn God ik kan niet dood gaan.
O GodIk sterf, voor 't laatst, allerlaatst nog even leven,
nog één uur om te denken, twee uur, één dag, langer!!!"
„HelpHoogschrillend klonk het in den nacht, ze zag een
groote wreede golf op haar aankomen, een breede en heele
lange sombere lach van schuim spoelde naar het strand
met donderend geraas van vallende schuimende koppen.
Het water drong haar in den mond en stuwde de laatste
woorden naar binnen, de laatste krachten, de laatste angst
en den laatsten adem.
Gillend schreeuwde ze om redding.
De golf sleurde haar mee en het schuim speelde met de
hand die angstig naar boven zich vastklemde aan de lucht.
Willoos hing ze in het water en verdronk.
Geen enkele beweging van de zee verried de opname van
één lijk meer.
Een auto snorde brommend over den breeden weg, die naar
het strand leidde.
De groote lichten schenen ver te zoeken in den nacht, waar
ze moesten helpen.
De remmen huilden en piepten van overgroote inspanning
een man sprong uit den wagen en liep het duin af naar zee
MariskaMariska
Hij luisterde
Onverstoord bruisend verborg de zee haar succes en
lachteFebr.—Mrt 1933.
NILVAR.