191
energiek,
flink.
„gek" deed ze toch.
ach wat.
ze remde en stond stil.
vlak bij het water,
zou ze storen?
pardon, kan ik u helpen?
iets met de motor?
hij kwam naar haar toe.
ze praatten.
hij met z'n idieele plannen, z'n doel.
zij met haar streven,
en begrepen.
samen debatteerden ze en de sterren lichtten als gloeiende
stenen, bewust als ze waren door hun talloosheid te
imponeren.
zij voelden dat iets vlak bij hun was, iets machtiger dan
op aarde.
zij die voor het gevoel geen plaats wilden inruimen,
alleen werken en willen.
voor sentimentaliteit, zelfs voor gevoel, was er nooit tijd.
zwijgend keken ze in het water naar het gespiegelde maan-
beeld, warrelende boeiende beelden,
gelijke denkbeelden over leven en romantiek,
en toch
we hebben geen tijd om te dromen, zei hij
nee
geen tijd, 't is geen tijd voor romantiek.
nee, zei ze zwakker.
twee mensen van de toekomende tijd.
samen liepen ze over het open veld, sprongen over een
slootje, hand in hand, liepen verder, pratend, dan zwijgend
en langzaam begrijpend.
ondergingen de bekoring van de nacht en de natuur en
vergaten het werk, het streven, het jachtende zoeken, de
problemen, de mensheid.