ADAM. 198 CNaar een Russische legende). „Ziet ik heb de eerste mensch geschapen, geschapen vleesch en been en bloed. Mijn eigen beeld heb ik den mensch gegeven en ik zag het en het was goed. Zijn beenderen heb ik uit klei geschapen uit de aarde; Zijn bloed was uit de zilte zee De Zon gaf z'n schoonheid die hij bewaarde; De wolken gaven hun gedachten mee, De wind verleende den adem om te leven, De steen heeft hem de kracht gegeven, Deemoedigheid ontnam ik aan het licht, De Geest was naar z'n wijsheid gericht. Ziet, ik heb den eersten mensch ontmoet en hij was goed." En God wist den mensch geen naam te geven. En hij dacht en hield besluit en zond z'n wijze engelen uit. Michael vloog ver naar het Oosten te zoeken naar den naam voor d'eersten mensch en ontmoette een ster die hem wilde troosten En Anathos bevredigde z'n wensch. En Gabriel was diep in 't Zuiden gegaan en zag ster Disis, die hem helpen wou toen vloog hij terug met een gedeelte van den naam dien d'eerste mensch dan heeten zou. En Uriel was ver in Westen gevlogen en was bij Aratus omgebogen naar den eersten mensch. En Raphael, de vierde Engel, zocht Gods wensch in Noorden op te lossen, vloog hoog en vlug van ster Mebrië naar God terug. En de Heer voerde de Engelen aan en nam hunne sterren bij hun naam en voegde ze saam. Anathos, Disis, Aratus, Mebrië samengesteld, Uit de luchten opgeweld en vergaard. En Adam heette de eerste mensch op aard. Nilvar.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 214