207 één en alleen! iets dat zich om hem bekommerde, de regen streelde hier is licht, hij hoorde ellendig weer, kijk die lucht eens. zie die menschen eens jachten! o, kijk eens heb je hem nog gezien later ja, ze heeft mooie oogen. wat een mooie jas, daar. zweepslagen striemen tot op z'n ziel. schouderschokkend. hij alleen met de regendruppels. schooierend langs de straat. straat in, straat uit. vele menschen gingen voorbij. hij kende de voetstappen, een oude man. de zakenman. een meisje. 't kind. hij kende ze allemaal en hij zag niet. schuifelend liep hij, de kant van de rivier op. hij hoorde het water, voelde de reine lucht, hier de rivier. hij keek naar het water, keek zonder oogen. wat was daar allemaal? wie, hoe? hij hoorde een boot langs varen, het water spatten, de mannen roepen. er stond iemand. een vrouw naast hem sprak een mooi gezicht hé, kijk, de lucht breekt. ik kan niet zien, m'n oogen o ja, neem me niet kwalijk, ik begrijp.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 223