215 moeders. als een dame, in voile en zij haar ventje roept met „lief klein dier" kijft de werkvrouw tot haar deugniet „potverdorie, tuig, kom hier"! daar in de hoogte geleverd. En 't publiek juicht en joelt. Vergeten is 't examen, vergeten zijn de boeken. Men viert zich uit, 't stilzitten moe. Maar dan plotseling, zonder reden, is 't weer voorbij. Zonder overgang. Ieder trekt zich weer in zijn „apartementen" terug. Het is voorbij. Alles is weer stil. En alsof er niets gebeurd is, zoo werkt alles door. Stilte. Geprevel. Studie. En hij die een harde zucht slaakt, dan wel zijn stoel eenigszins luidruchtig verschuift, wordt als groote onverlaat van alle zijden bestookt. Men werkt weer in groote stilte. Opgelucht door deze pauze, deze uitbarsting. Zoolang als 't duurt. Tot weer gek van stilte en gevos, de koorts weer de overhand krijgt en een nieuwe uitbarsting voor de noodige afleiding zorgt. W.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 231