218
en z'n dochter. Ze trouwde tegen zijn zin. En nu, hij had
gehoopt haar nog eens te zien, haar te zeggen, dat het goed
was, haar voor het laatst nog even te zien, voor het laatst
Maar ze was niet gekomen. En eenzaam stil zit de oude
man, alleen met z'n verdrietBuiten valt nog steeds
door de regen, steeds door
Daarnaast vier jongelui. Één gaat naar Holland, z'n eerste
verlof. Hij zal binnen een maand z'n oude moeder weer
zien. MoederIneens steekt het hem, dat hij haar niet
trouw heeft geschreven. Goede betrekking had hij hier.
Jong en ongetrouwd. Zoo nu en dan stuurde hij het oude
mensch wat geld in een brief... Hoe zou het met haar
zijn Had ik maar meer geschreven. Nu binnen een maand
zag hij haar weer. Hij wist nog precies. De steile trap.
Het kleine portaaltje.
Hij kon het zich nog zoo duidelijk voorstellen. Het was
dan ook pas.„He Frans wat zit je te droomen, jo.
Kom drink es. Prosit jongen, goede reis, slamat datang in
dat Holland jo, daar ga jeEn lachend, ineens weer in
de werkelijkheid verplaatst, drinkt Frans mee „Nou lui tot
over 8 maanden dan, houd jullie je taai.
Daarnaast. Vader, moeder en zoon.
Hij gaat naar Holland, studeeren, zich een eigen levensweg
banen. Hij wil vooruit komen in de wereld, hij is jong, vol
idealen, opgewonden om wat zal komen. Toch drukt hem
het komende afscheid zwaar. Hij moet er niet aan denken.
Hij kijkt z'n moeder aan. Z'n lieve moeder, die hij aanbidt,
Moeder.Zal hij nooit meer bij haar thuis zitten in de
gezellige voorkamer, nooit meer met vader in 't kantoor.
Zullen ze nooit meer met z'n drieën thuis zitten, zal hij
nooit meer met moeder uitkijken naar vader als hij thuis
komt van kantoor. Nooit meer met z'n drieën op regen
avonden thuis zitten, gramofoonmuziek. Nooit meer
Hoe is het mogelijk. Stil gaat hij naar de balustrade, kijkt
in den regennacht. Waarom moet het nu ook regenen hij
ziet ineens weer z'n ouderlijk huis. Hij staat bij het raam
van het kantoor. Het regent, een breede lichtbundel valt
langs hem in den donkeren tuin. Heel ver ziet hij de lichtjes