WILHELMUS VAN NASSAUWE.
Een Clirislelyck Liet.
GemaecI Ier eeren «les doorluchlichslen beere, Willielnrnis
Prince van Oraengien, water van d'eerste letter van veder
veers zgner V. G. name metbrengen,
door MARNIX VAN ST. ALDEGONDE.
(\ae de wqze van CHartres).
Wilhelmus van Nassau we
Ben ick van Duytschen bloet,
Den vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot in den doet;
Een Prince van Oraengiën,
Ben ick vrij onverveert,
Den Coninckvan Hispaengiën
Heb ik altijt gheëert.
In Godes vrees te leven
Heb ick altijd betracht,
Daerom ben ick verdreven,
Om land, om luyd gebracht;
Maer God sal my regeren
Als een goet instrument,
Dat ick sal wederkeeren
In mijnen regment.
Lijdt u, mijn ondersaten,
Die oprecht zijn van aert,
Godt sal u niet verlaten,
Al sijt ghij nu beswaert;
Die vroom begheert te leven,
Bidt Godt, nacht ende dach,
Dat hij mij cracht wil gheven
Dat ick u helpen mach.
Lijf en goet al te samen
Heb ick u niet verschoont,
Zijn broeders hooch van namen
Hebbent U ook vertoont:
Graef Adolff is ghebleven
In Vrieslandt inden slach,
Sijn siel int eewich leven,
Verwacht den jongsten dach.