Voorschrift Eeredienst Wodan (V.E.W., 23 wijzigings bladen). Onder het luide roepen van eenige formules door den oudsten, dappersten en meest wijzen krijgsoverste voer den de jongelieden dan eenige gewijde, ritueele handelin gen uit, waarna de zegen van Wodan werd afgesmeekt en men optrok naar het open veld, Wodans vrije natuur, daar waar hij hen het liefste zag en waar zij dan ook gaarne vertoefden. Diep medelijden bezielde dan allen, als zij, uit het kamp trekkende, de achterblijvers, zieken en gewonden, een laatst vaarwel voor dien dag toewuifden; tranen liepen dan langs de gebronsde wangen en gebukt onder hun ellende draaiden de door het noodlot getroffenen zich dan om, om troost te zoeken bij hun geestelijken vader, den ouden, wijzen en liefdevollen medicijnman, die hen met open armen bij zich ontving en hen opbeurde met oude ballades en krijgszangen. Ach, hij kende ze zoo goed. Droefheid duurt niet lang, vooral niet bij de jeugd en als Wodan dan zijn eene oog weer liet stralen en flikkeren over deze waereld, woei een frissche geest door de jonge, jeug dige harten, een geest waaraan zelfs de oude, aan zooveel dingen gewende krijgsoversten niet ontkwamen. Dan schal den de oude liederen door bosch en heide, de boschgoden hielden op met hun gestoei, de boschnimfen wiegden zacht op de bloemen en de booze kobolden verscholen zich diep in hun holen, want als Wodan's krijgers hun strijdliederen zongen, dat wisten ze, was er voor hun listen geen plaats meer. En fluisterend vertelden de boschgoden elkaar dan het verloop van de schijngevechten, die gevoerd werden. Het hoogtepunt op die dagen was altijd het schijngevecht, en de oude, wijze strijders verstonden immers zoo goed de kunst, de jongeren mee te sleepen en deze gevechten zóó der waarheid getrouw weer te geven, dat de jongeren zich met ware hartstocht in den strijd wierpen, zich dikwijls totaal vergaten en hun M. '95ers met zooveel behendigheid voer den, dat de hoeloebalangs hun harten voelden zwellen van trots en dankbaarheid. Namen de gevechten niet dikwijls zoo'n vurig karakter aan, dat de strijders niet dan met geweld van elkaar gerukt 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 133