moesten worden en de oude wijzen hun hoofden begrijpend
schudden, zich herinnerend hun jeugdige zonnige dagen
van overmoed? Zij poogden dan dikwijls de jongelingen tot
rusten te bewegen, maar ach, hoe weinig kenden zij eigenlijk
nog de jeugdige kracht en onvermoeidheid, want gingen er
niet altijd stemmen op uit de verzamelde schare om nog
meer? De wijze mannen glimlachten dan maar weer en
met alle ijver en toewijding, deze schoone zaak waardig,
wierp men zich opnieuw in den strijd.
.Z.WAHT VAN OE GODEN
Als de krijgsoversten naar boven geblikt hadden, zouden
zij hebben waargenomen, dat de balustrade van Walhalla
zwart was van de Goden, die vol spanning deze titanen
kampen volgden. De drukte in Walhalla op Wodansdag was
altijd dermate, dat de Walhallapolitie, uitgebreid met vrij
willigers uit het halfgodenkorps, niet dan met moeite de
dringende Goden de baas kon blijven.
Maar de mensch kan niet alles weten en zoo wisten de,
overigens toch zeer wijze, oversten ook niet, hoe de goden
zich daar boven verdrongen om deze spiegelgevechten te
mogen aanschouwen.
Tegen den tijd, dat Wodan met Mevrouw Wodan moest
gaan winkelen, en zijn oog van de aarde afwendde en het
120