dus duister werd, keerden de jeugdige strijders niet dan met tegenzin van het slagveld terug; dikwijls met buit beladen en onder het zingen van geheiligde liederen werd dan de terugweg aanvaard. Men verzamelde zich dan om de krijgs vuren en verlustigde zich over het wild, dat, aan het spit geregen, gewenteld werd boven de vuren. Het feest duurde dan gewoonlijk tot laat in den nacht, op geluisterd door de krijgsverhalen en -staaltjes van de oude, wijze mannen van den stam, die altijd een aandachtig gehoor vonden in de jeugdige vurige strijders. Ach, hoe verlangden deze niet, zich ook zoo te mogen onderscheiden, ook ge rechtigd te zijn tot het dragen van de bronzen en koperen symbolen als teeken van ongelooflijke dapperheid, moed, kracht, en ouderdom. En als de vuren dan doofden en de laatsten zich in hun ruwe berenhuiden gewikkeld hadden en droomden van heldendaden, de oude krijgsoversten hun jonge vrienden liefderijk toegestopt hadden en zelf hun oude, moede en toch nog zoo ijzersterke leden ter ruste hadden gelegd, de wolven en beren hun sluipende tred begonnen waren en de wind woest door de boomen joeg of zacht de halmpjes nog juist bewoog, dansten de bosch nimfen boven dat kamp aan de Boven-Mark en vertelden elkaar de ongelooflijke staaltjes, die zij juist hadden opge vangen en deze verhalen verspreidden zich als een mare door den geheelen omtrek. En tot ver in de verste uithoeken dezer wereld vertelde men elkaar in de lange wintermaan den de sagen van de strijders aan de Boven-Mark. Doch eens woei een geest van onrust over den stam, vooral onder de jongeren, en dit had groote veranderingen ten gevolge. Zelfs de ouderen werden erdoor meegesleept. Booze kobolden verjoegen n.l. de boschnimfen en doolden 's nachts over de hoofden der slapenden om dezen allerlei verhaaltjes in te fluisteren; zij vertelden van verre landen, waar strijd was, waar zij zich roem konden verwerven, waar het leven hard was en steeds afwisselend. De geest van onrust groeide, groeide, en opeens barstte zij los. Men wilde weg, weg van de Boven-Mark, om roem te vergaren en zijn krachten te meten met anderen. Men 121

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 135