hen zeer. Hoe verlangden zij terug naar die koene, onver
saagde helden, die thans ongetwijfeld allen beroemd waren
en wier wapenfeiten tot zelfs in dit achterland van de Boven-
Mark waren doorgedrongen. Hoe verlangden zij terug naar
den tijd, toen de Kobolden zich schuw terugtrokken in hun
holen, als de dreunende stap van de dapperen zich deed
hooren op de boschpaden. Ach, het leven is veranderlijk
en nu waren de Kobolden baas en Wodan zag met leede
oogen hoe zij ravotten op de heilige plaatsen van het kamp.
Nooit meer op Wodansdag zag de balustrade van Walhalla
zwart van de godenkoppen. Nooit meer stegen oude ge
heiligde krijgszangen op van uit de kampvuren, sinds lang
had het edele gerstenat niet gevloeid aan de boorden van
de Boven-Mark en Wodan zuchtte
En deze zucht drong tot diep in de harten der jongelieden
door en zij voelden een vreemden weemoed hen doortrillen.
Vage herinneringen verdrongen den woesten overwinnings
roes, waarin zij doezelden. Oude, vergeten ballades klonken
nu in hun verhitte, door den krijg geharde hoofden en warme
herinneringen leefden op in hun afgestompte hersenen.
Zij zagen steeds duidelijker de breede, herbergzame oevers
van de Mark en herinnerden zich de oude krijgszangen,
de dikke eiken, de breede wateren, de kwattalucht, en zij
zuchtten. En deze zucht bracht hen tot bezinning en weer
maakte zich een vreemde onrust van hen meester en zij
bemerkten het van elkander, die jonge ruwe strijders en
wilden het voor elkaar niet weten
En zoo gebeurde het, dat de boschnimfen en de oude eiken
en de Mark tegen den tijd, dat de bladeren vielen, de oude
herinneringen weer werkelijkheid zagen worden.
Want Waksèn keerde terug met zijn volgelingen en Zwa-
rewa keerde terug en Gee en Kèf-Ri en 'MA en allen keer
den zij terug.
En zij waren tevreden.
ACCENTER.
127