140 dikwijls nog moet geschieden. In gedachten verzonken en ternauwernood den groet opmerkende van den bewaker, verlaat ik den doodenakker. Het duurt eenigen tijd, voordat het vroolijke leven op de Esplanade weer vat op me heeft gekregen, doch steeds komt me zoo nu en dan nog eens voor den geest, wat me in mijn eerste dagen op Atjeh's hoofdplaats trof. Ch. O.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 154