en lansen achter zich ziet, komt hem weer de parade voor den geest. De parade waarop zijn brigade zoo prachtig voor den dag kwam. En alsof het parade was, zoo ordelijk en rustig rijdt zijn brigade achter hem, kalm en onbevreesd. Een muur van mannen en staal, die, door niets te weerhouden, voorwaarts gaat, alles wat op zijn weg komt vernielend en verpletterend. Voorwaarts, voorwaarts!! Al verder gaat de muur, tot hij niet meer verder kan, tot hij op den vijand stoot en de strijd van man tegen man in volle woede ontketend wordt en het lijkt of alle demonen uit de hel losgelaten zijn Een der kurassiers ligt gewond. Nog had hij kracht genoeg om zich op te richten en te zien hoe de brigade verder trok, naar den vijand. En eenzaam ligt de arme kerel daar. Hij denkt aan zijn huis met de bloeiende rozen in het kleine voor tuintje, zijn vrouw en kind in de huisdeur. Zal hij ze ooit terugzien? Dan denkt hij weer aan zijn brigade, hoe hij ze voor het laatst zag, mannen en staal die, alles vernielend en verpletterend wat op hun weg komt, steeds voorwaarts gaan, den vijand tegemoet. En weer hoort hij het signaal, prachtig en toch tegelijk zoo verschrikkelijk; het signaal dat met zoo vroolijke tonen de mannen opriep tot den strijd. Steeds door hoort hij het. Het signaal, het dondert en beveelt. En met het gedreun van den slag en het geklepper der duizenden paardehoeven zwelt het aan tot een machtig, geweldig geluid, dat alles overstemt en alles doordringt, dat ieder opzweept en allen vastberaden voorwaarts doet gaan. En hij ziet de brigade voorbij trekken, den muur van mannen en staal, steeds maar door. Eindeloos. En boven alles uit klinkt doordringend en bevelend, tegelijk zoo prachtig en verschrikkelijk het signaal G. 143

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1934 | | pagina 157