Bij de beeltenis van Hare Majesteit Adelheid, Emma, Wilhel-
mina, Theresia, Koningin-Moeder der Nederlanden, Prinses
van Waldeck-Pyrmont. (2 Augustus 1858 20 Maart 1934).
Toen, den twintigsten Maart, na dagen van angstige span
ning, vóór den aanvang der morgenlessen, het toch nog
onverwachte verscheiden van Hare Majesteit de Koningin-
Moeder als een droeve tijding tot ons kwam, gevoelde een
ieder onzer, dat een niet te herstellen verlies was geleden.
De nobele figuur van de Hooge Landsvrouwe, Koningin-
Regentes-Moeder, sprak tot de verbeelding van het Neder-
landsche volk, dat gedurende drie generaties in Haar het
lichtende voorbeeld had gezien van moeilijke en verheven
plichtsvervulling.
Inderdaad een voorbeeld voor ons allen bij het eventueel
volvoeren van onze taak: de bescherming van land en volk,
doch bovenal de verdediging der heilige rechten van Oranje.
Dit zij de eenige troost bij de herdenking van Haar, die door
het toestaan van het onvergetelijke défilé te 's Gravenhage
op 24 Maart 1931en door het laatste bezoek aan onze Aca
demie, op 21 Mei 1930, bij voortduring Hare warme be
langstelling toonde in het welzijn van het Cadettencorps.
Moge de meest eerbiedige herinnering aan dit rijke leven
van werkelijke Majesteit voor ons een voortdurende aan
sporing zijn onzen plicht te vervullen in volkomen onbaat
zuchtigheid, naar het voorbeeld van Haar, wier opoffering
tot het einde Harer dagen den diepsten eerbied verwierf.
Sr.
1