DROOMNACHT. Nacht daalt breed met wijden wiekslag over wereldruim en tijd, Dompelend in al-vergeten diep het leven der gedachten. Weten zinkt in duist're kolk van 't onbewuste, niet gekend, Somber bruisend, vol geheim, in macht van ongeweten krachten. Voor mijn ziel, nu vrij gekomen, sluiering der eeuwen splijt Broos-getinte avondhemel hult in goud Polanen's bouw. Wolkenvlammen, fel-koleurig, kaatsen sidd'rend in de grachten, Tot de zon in wijdsche verten stervend, stil de lichten dooft. Vaalheid overhuift de velden, die in witte nevelvachten Duist'ren. Zilver-sterren dralend rijzen in des hemels blauw. Eerste dag van leven was ditForsch, bewust van jonge kracht, Ongerept nog door de tijden, blikt ge zegevierend om u, Denkt uw wegen roem beladen. Oeen ervaring grijst uw steen. Zet u schrap, want storm der jaren zal gaan woeden onvervaard nu, Striemend fel de levenswonden, jagend trotsche pracht vèr heen. Weggevaagd dit beeld van den aanvang! Kokend rijst de levensvloed, Overspoelend reeds de wallen, bruisend tegen uwe muren. Grauwe golven breken schuimig, machtig zingend 's levens lied, Vol van feiten en gebeuren, die ge nu zult moeten duren Tot beproeving uwer krachten. Ook u spaart het leven niet. Door mijn geest gaan eeuwen varen, vol mysterie, breed van gang: Roerloos schouw ik aan het strijden tegen Spanje's legerscharen, Zie Oranje's vast beleid u voeren tot een zegepraal. 118

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1935 | | pagina 130