Hoog beloond werd U dit streven; duist're tijden gaan verklaren Rust dekt zacht uw grauwe muren, moe gebeukt door vuur en staal. Sluimer niet, want aan den einder flakkert rood de oorlogsgloed. Waak! En geef nog ééns uw krachten om de zege weg te dragen. Fransche horden dringen nader; strijden zult ge voor uw vaan! Ziet, hij wankelt, geeft zich over! Oude roem kon hem niet schragen. Zwijgend, torsend de verneed'ring, zal hij moeten voorwaarts gaan Langs den weg, waar niet meer gloort het zachte zilverlicht der hoop; Doelloos is zijn gang geworden, voerend naar een somber einde Langzaam golft de eeuwensluier; uitgebannen wordt mijn ziel. Licht doorbreekt de nacht in 't Oosten. Schuchter eerst, maar weldra rein. Bloemen pralen, waar het gouden zonnelicht op aarde viel. Zon rijst hoog, de nacht vér vlucht. !n glorievolle morgenlucht Prijkt de burcht in diepe kleuren. Teruggekeerd is nu uw faam, Want mannen levert gij voortaan, Pal bij elk gebeuren. 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1935 | | pagina 131