aan en het zou er een zijn, zonder de goedgeloovigheid van
de jeugd, die tot desillusies leidde.
In dezen uiterst gevoeligen toestand werd Heintje in den
maalstroom gestort van het uitladen op Academie-Oost.
(Sinds het heuglijke jaar, waarin aan het Corps Cadetten het
oude ontgroeningsrecht werd teruggegeven, was het n.l.
corpsgewoonte, dat feuten, als daadwerkelijke stukken vee,
uitgeladen werden aan Academie-Oost, het goederen
station.) Onverhoeds raakte Heintje in deze woeste en ver
raderlijke draaikolk. Diep dook hij onder in den geweldigen
grijper, die hem hoog boven de daken van Oost uittilde, en
hij bleef onder in de duffe, donkere trechter, waarin de
zelfde grijper hem neerliet. Hij steeg moeizaam naar de
oppervlakte en kon zelfs even lucht happen op een loopende
band, die schuddend en trillend als een shimmy trap, voort
raasde. Lang duurde dit echter niet, want Heintjes afge
stompte zenuwen werden danig op de proef gesteld toen
de band hem in den steek liet en hem zette op een bijna
loodrecht zinken vlak, waarvan hij het ondereinde niet
kon zien.
Wild suisde de wind door de blonde haren van het tuime
lende Heintje. Hij sloot de oogen en vond beslist, dat dit als
een meteoor door het luchtruim schieten niets anders dan
het einde van zijn jong leven kon beteekenen. Op het mo
ment, dat Heintjes kleeren begonnen te protesteeren, door
een flauw brandluchtje te verspreiden, werd Heintje opge
vangen door een vernuftig veerenstel, dat hem met een
charmanten zwaai deed neerkomen temidden van de nieuw
aangekomen cadetten, die even vóór hem dezelfde vreemde
gewaarwordingen hadden meegemaakt. Oudste jaars,
forsche figuren in licht khaki, met keurige witte dasjes, bruin
leeren laarzen en draagriemstel, met de aloude gele lissen
op de revers, mengden zich onder de armzalige en totaal
verdeemoedigde troep nieuwelingen, waarvan elk onder
deel zich voelde als een pinguin, in het stadsdierenpark van
de gemeente Timboektoe, tijdens de hondsdagen. Alvorens
opgeslokt te worden door het overdekte gedeelte van de
binnenplaats, kon Heintje even een verwond oog werpen
op het hoofdgebouw voor de luchtmacht van Academie
123