ALARM.
Bleek en koud straalt de morgenzon door de kale boomen.
Alles is in rust.
Het alarmpiket waakt.
Het alarmtoestel wordt in gereedheid gebracht; vaag steekt
het zijn armen in de koude lucht
Trommelvuur
Nog is het ver weg, doch gestadig naderend davert het uit
tot een onheilspellenden, angstigen roffel.
Gewend als men is aan dezen donder, ontwaakt men slechts
langzaam.
Plotselingeen gil van plaats tot plaats: onraad
Gejaagd schreeuwen de commandanten hun bevelen en
sporen hun mannen aan.
Allen springen op, blijven echter aan den grond genageld
staan, als versteend door dit alarm.
Stilte keert weer, en alles rept zich, maakt zich gereed: de
jas wordt aangesmeten, de laatste voorbereidselen worden
getroffen.
Ergens klinkt weer een signaal zes stooten.
Stormloop
Alles rent en maakt tijdens den run het tenue nog verder
in orde.
Het kritieke moment nadert I
Als het alarmsignaal nu twee stooten geeft, staat het Cadet-
tencorps hijgend voor het morgenappèl aangetreden.
G.
132