DOEK. (Hij grijpt een lap, waarin een groote scheur, een roestvlek en eenige bloedvlekken van een vroegeren klant. Hij werpt den 5e-j. de lap toe.) De 5e-j. (kreunend): O O! (Hij bet zijn wonden.) De Coiffeur (nijdig dat de 5e~j. nog steeds op den stoel zit): Ik heb „Klaar!" gezegd. De Kapper (legt zijn weekblad neer): Huid i De 5e-j. (met tranen in zijn stem): ik heb geen huid meer. (Hij kijkt hulpeloos rond.) Eenige j.-j. medelijdendWe zuilen je wei helpen. (Ze lich ten hem uit zijn stoel) Waar wii je heen? De 5e-].: O O Naar den kleinen stal. O! O! (De kleine stoet zet zich voorzichtig in beweging en gaat met een groot en boog om den bloedplas heen naar de deur.) De Kapperr (tezamen): Snertklant (De Coiffeur pakt het Stuiversblad en gaat weer zitten.) 137 De 5e-].: Ja eh wat bedoelt U?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1936 | | pagina 151