tingsexamen. Degenen die slaagden bij het eindexamen, wer
den aangesteld tot officier.
De opleidingskosten voor infanterie bedroegen ƒ450, voor
de overigen 600. De benoemde officieren voor artillerie
en genie en de adspirant-ingenieurs genoten daarna nog een
aanvullingsopleiding; zij werden gedurende dien tijd bezol
digd en betaalden geen opleidingskosten. Deze categorie
was gehuisvest in de stad, doch moest gezamenlijk eten en
de godsdienstoefeningen bijwonen.
De cadetten kregen 1.— per week zakgeld. Zij mochten
geen geld van familie ontvangen.
Dagindeeling: 8—12 ('s zomers 7 12) les; 1213^2
exerceeren, gymnastiek; 13^ 15 eten. en ontspanning;
15—19 les; 19 20^2 eigen oefening, godsdienstonderwijs
en bijzondere lessen, b.v. in muziek.
Tengevolge van den Belgischen opstand werden bij Konink
lijk Besluit van 8 October 1830, Nr. 17, de lessen aan de
K. M. A. geschorst. De cadetten, voor zoover geen Zuid-
Nederlanders, werden bij de onderscheidene korpsen van
het leger gedetacheerd.
Bij Koninklijk Besluit van 14 Februari 1832, Nr. 6, werd
bepaald, dat de geniecadetten hunne studiën zouden voort
zetten bij het Instituut der Koninklijke Nederlandsche Marine
te Medemblik.
Bij Koninklijk Besluit van 10 Juni 1836 werd de ontruiming
van het Bredasche Kasteel gelast (hierin waren tijdelijk offi
cieren en de bezetting van Breda gelegerd), en bevolen, dat
op 1 November de lessen wederom aan de K. M. A. zouden
aanvangen.
Nu konden ook cadetten worden opgeleid voor den dienst in
de overzeesche bezittingen, tegen betaling van de helft der
opleidingskosten.
In 1841 werd bepaald, dat in den vervolge in het totaal 204
jongelui aan de K. M. A. mochten worden opgeleid, terwijl
het voortgezette onderwijs van ten hoogste twee jaren kwam
te vervallen.
Cadetten, wier vaders gesneuveld of binnen 6 maanden aan
de bekomen verwondingen waren overleden, werden koste
loos opgeleid.
135