Aan de K. M. A. werd verbonden een rij- en smidsschool.
In 1844 werd aan de Academie een Applicatieschool ver
bonden voor cadetten, die verlangden hunne studiën nog
voort te zetten.
In 1849, bij Koninklijk Besluit van 8 April 1849, (Eerste Alge-
meene order van Z.M. Koning Willem III voor het leger) werd
Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden belast met het opper
toezicht over het leger en over de K. M. A.
In 1845 verdwijnen de ingenieurs van den Waterstaat van de
K. M. A. en worden verder opgeleid aan de Koninklijke
Academie voor Ingenieurs te Delft.
In 1850 heeft opheffing plaats van het Koninklijk Instituut
voor de Marine te Medemblik; de opleiding voor officier van
de Marine, het korps Mariniers en voor ingenieurs voor den
scheepsbouw heeft voortaan aan de K. M. A. plaats.
In verband hiermede volgt in 1852 een naamsverandering in
Koninklijke Academie voor de Zee- en Landmacht.
De adelborsten voor den zeedienst kregen een 3-jarige op
leiding; voor de marine en scheepsconstructie, alsmede voor
de cadetten, duurde zij 4 jaar.
In 1857 werd bepaald dat geen adelborsten meer aan de
Academie zouden worden opgeleid; de naam werd weder
Koninklijke Militaire Academie, terwijl de opleiding voor
Ned.-lndië geheel kosteloos werd.
De instelling van den eereprijs (het gouden horloge) dateert
van September 1860.
In 1867 werd het aantal studiejaren ingekrompen tot 3. De
opleidingskosten voor Indië werden wederom gelijk aan de
helft van die voor hier te lande.
Bij het uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog werd de
K.M.A. tijdelijk opgeheven en werden de officieren en cadet
ten bij het leger ingedeeld, doch op 17 September 1870
vingen de lessen wederom aan.
Het onderwijs werd bij de Wet van 17 Juli 1869 (Stbl. Nr.
141) wettelijk geregeld; de nieuwe regeling trad op 1 Januari
1872 in werking.
Aansluiting werd verkregen met het onderwijs aan de sedert
1863 opgerichte Hoogere Burgerscholen met 5-jarigen
cursus.
136