Het was het laatste portret, dat Zijne Koninklijke Hoogheid,
die 8 September 1881 in den hoogen ouderdom van ruim
84 jaren overleed, liet maken en het laatste der vele bewij
zen van genegenheid, die Hij aan de Academie schonk.
Dankbare genegenheid jegens den Overledene, maakte het
den cadetten tot een aangenamen plicht Zijne nagedachte
nis in hooge eere te houden, hetgeen zij meenden niet beter
te kunnen doen, dan door de uitspanningszaal met Zijne
beeltenis te versieren.
„Enricus" en het portret van Prins Willem Frederik Karei.
Van enkele dezer schilderstukken zijn bijzonderheden be
kend, welke van genoegzaam belang zijn om ze hier te ver
melden.
WILLEM FREDERIK KAREL, Prins der Nederlanden,
1797-1881.
De Prins was een groot bewonderaar van de K. M. A. Zijne
Koninklijke Hoogheid was aanwezig bij de installatie van de
K. M. A. op 24 November 1828 en wijdde haar op plechtige
wijze in.
De band, welke bestond tusschen den Prins en de Academie
werd versterkt, toen Koning Willem III bij K.B. van 8 April
1849, Nr. 10, het oppertoezicht over de K. M. A. opdroeg
aan Zijne Koninklijke Hoogheid, waarmede Deze bleef be
last tot 1868.
De Prins bezocht de K. M. A. op 13 Augustus 1830, 10
Augustus 1837, 25 April 1851 en 23 September 1878.
In Juli 1881 hadden de cadetten het verlangen te kennen
gegeven, in den cadetten-almanak van 1882 het portret van
Z.K.H. Prins Frederik te mogen opnemen. Niet alleen werd
deze gunst met de grootste welwillendheid verleend, doch
Zijne Koninklijke Hoogheid deed de toezegging, dat Hij voor
dit doel afzonderlijk zou poseeren met den nadrukkelijken
last, dat de photographie niet in den handel mocht komen en
uitsluitend voor den cadetten-almanak gebruikt moest
worden.
Op 28 Februari 1882 te 15.30 vereenigden zich op de uit
spanningszaal de officieren, burgerleeraren en cadetten; bij
monde van den cadet-sergeant C. C. Petri bood het cadet-
tenkorps den Gouverneur der Academie het levensgroot
147