Het was 2 uur 's middags, toen de colonne dessa Glagar doorschreed, waar de missigit sterk door vijanden bezet bleek. Juist op den smallen weg tusschen de muren hadden de vijanden een mooi doel. plaatst, hebben de eer, die wij hun op dit oogenblik mogen bewijzen, in gelijke mate verdiend als de vier collega's van ons jaar, die wij in het bijzonder herdenken, meen ik te mogen volstaan met de omstandigheden, waaronder deze het leven lieten als voorbeelden voor allen even in Uw herinnering terug te roepen. In chronologische volgorde van het verscheiden, vraag ik dan allereerst Uw aandacht voor mijn hokgenoot in ons barenjaar, L. G. MUSQUETIER. Deze behoorde tot een van de twee colonnes, respectievelijk onder de oversten VAN BIJLEVELT en VAN LAWICK VAN PABST, die daags vóór den overval nog in het binnenland van Lombok vertoefden en daar een order kregen om met spoed naar de basis terug te gaan. De colonne Bijlevelt, die den nacht van 25 op 26 te Soeka- rara doorbracht, kreeg die order half drie in den morgen van den 26en. Alle vivres werden aan een bevriend Sasaksch kamponghoofd in bewaring gegeven en 's morgens 9 uur de terugmarsch aangevangen. Hun vuur bezorgde den onzen dan ook talrijke gewonden, w.o. in de eerste plaats de overste Van Bijlevelt, die het commando moest overgeven aan kapitein Creutz Lech- leitner. Deze gelastte zijn oudsten luitenant Van Kappen met een afdeeling genietroepen de van den grooten weg door een zwaren muur, met versperde deuropeningen, geschei den missigit te bestormen. Na het vernielen van die versperring drongen de luitenants Van Kappen en Musquetier met hunne Europeanen de missi git binnen en, toen de vijand week, dezen achterna. Musque tier werd toen bij het verlaten van het hoofdgebouw, nog in de deuropening, door een kogel in het hart getroffen. Voor het leger ging in hem een jong, veelbelovend officier verloren, zegt de geschiedschrijver. Zijn lijk werd medege voerd en dien dag begraven in den Dewatempel, Z.W. van 153

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1937 | | pagina 167